Dinsdag 4 juni 2024: met een volle bus met 48 leden naar Schaffen. Iedereen had hier echt naar uitgekeken, de sfeer was opperbest.
Tijdens de 2de wereldoorlog trokken vele jonge Belgen naar de Belgische parachutisten in Engeland voor een opleiding om de Duitsers te bevechten.
Tussen 1942 en 1945 zouden zij aan verschillende operaties deelnemen die gericht waren om de Duitse bezetter het leven zuur te maken, en in sommige gevallen steun te geven bij grotere operaties.
In 1947 werd in België in Schaffen een parachutistenschool geopend. Ze leerden in Engeland als bijkomende opleiding ook de kunst van het parachuteplooien en het uitvoeren van herstellingen. Ook leren omgaan met de ballon, het “varken” werd getraind door sprongen uit de ballon.
In 1949 werd dan ook de eerste sprong uit een ballon in België uitgevoerd, in 1950 de eerste vrije val, in 1956 springen met een reserveparachute en in 1989 de eerste tandemsprong.
Onder ons vandaag een oudgediende, Jos met rode muts, Madelaine, Els en Lou die allen de dappere sprongen reeds waagden, wat een sportieve senioren hebben wij toch!
We werden opgewacht door adjudant Vanderhecken. We werden al onmiddellijk getrakteerd op de dropping van enkele parachutisten. Ze landden allemaal netjes op de juiste plek.
Tot in 2010 lag de kazerne in Diest, de mooiste kazerne van België maar helaas niet meer in gebruik.
Iedere militair en junior mag in Schaffen het B-brevet halen, bij het doorlopen van de verschillende technieken zien we pas dat dit absoluut niet zo eenvoudig is!
Wie verder wil gaan tot vrije val haalt daarmee soms een valsnelheid van 300km/u en op deze grote hoogtes nemen de parachutisten op voorhand extra zuurstof boven in de lucht.
Voor een gewone sprong draagt een parachutist wel 40 kg aan materiaal mee, bij vrije val soms tot 100 kg.
In Schaffen zijn er 3 compagnies: de stafcompagnie, de dispatchers die de opleidingen verzorgen en de compagnie bevoorrading.
We bezichtigen de ballon (het varken) die opgesteld is in een hal en gevuld met helium, vroeger was dit met waterstof maar dat werd wegens brandgevaar afgeschaft. De ballon heeft een levensduur van 3 jaar en wordt dan vervangen. De parachutisten springen uit een kooi. Een vrijwilliger van onze groep werd gebruikt om te demonstreren hoe een parachute zich ontvouwt, spectaculair… Een parachute is gemaakt van heel licht nylon met vele luchtgaten voor de stabilisatie tijdens de val. Er kunnen tot maximum 5000 parachutes worden gestockeerd, maximum voor 6 maanden. Indien langer dan worden ze opnieuw geplooid, wat een heel technisch proces is. Na iedere sprong wordt de parachute gedroogd, geplooid (een plooier doet maximum 10 parachutes per dag, een heel precies werk) en gecontroleerd op defecten met controlekaarten. Het prijskaartje voor 1 parachute is 20.000 euro en ze gaan maximum 18 jaar mee.
De para’s worden ook ingezet voor luchtdropping van hulppakketten, onlangs nog in Gaza.
In de kantine gebruiken we samen met de para’s het middagmaal. Vandaag zijn er minder militairen aanwezig want ze zijn met velen naar de huldiging van 80 jaar Slag om Normandië.
Diest
Onze gidsen Jeanine en Hilde nemen ons voor de namiddag mee voor een rondleiding in Diest. Het is een fijne maar erg onderschatte stad op de grens tussen Vlaams-Brabant en Limburg. Deze Oranjestad werd zelfs al bezocht door kroonprins Willem-Alexander.
Wat onmiddellijk opvalt zijn de vele huizen en kerken die gebouwd zijn of versierd met stroken ijzerzandsteen, een donkergekleurde zandsteen, heel speciaal om te zien.
We bezoeken het Begijnhof met zijn prachtig gebeeldhouwde ingangspoort, een juweeltje, een knap staaltje van Venetiaanse barok. Het dateert van 1671. In de goede oude tijd verbleven er wel 400 begijnen, de grauwzusters. Grauwzusters – ook grauwe zusters genoemd – waren godsvruchtige vrouwen die leefden volgens de derde regel van Sint-Franciscus. Hun stichtend voorbeeld was Elisabeth van Thüringen, die ondanks alle tegenkanting, de armen en zieken terzijde bleef staan tijdens de hongersnood van 1226.
Het staat dan ook niet voor niets op de Unesco-werelderfgoedlijst. Het begijnhof is momenteel eigendom van het OCMW.
We bezoeken ook het museum van de grauwzusters en namen een kijkje in de kleine kamertjes.
Ze boden ook de nodige hulp en ondersteuning in de moeilijke tijden met pest en cholera. Onze gids beveelt ons aan om het boek “De waanzinnige 14de eeuw” van “Barbara Tuchman” eens te lezen. Dit boek geeft perfect weer hoe moeilijk het leven in die tijd was.
We wandelden verder, bezochten de St-Catharinakerk met een prachtige houten preekstoel, volledig uitgewerkt met beelden van de 4 evangelisten en andere heiligen.
De stad biedt ook regelmatig een prachtig idyllisch zicht op de Demer. Vele prachtige oude panden zijn gerestaureerd en geven de stad een mooie uitstraling met allure.
Boven op de Sint-Sulpitiuskerk staat een vreemde toren in de vorm van een mosterdpot, met een beiaard. Daarom krijgen de Diestenaren de bijnaam “mosterdschijters”.
We passeren nog de oude brouwerij Cerckel die vroeger bier brouwde met water uit een diepe waterput en vooral smaak aan hun bier bracht met kruiden. Ze waren actief tot 1979, nu is het nog een mooi gebouw in een prachtige omgeving.
Na deze rondleiding namen we afscheid van onze gidsen en wandelden terug naar de bus. We sloten onze laatste daguitstap van dit seizoen af in de Halve Maan met een lekkere tas koffie, taart en later op het terras nog een lekkere afsluiter.
Tevreden en voldaan vertrokken we daarna weer richting Bree.
Het was een topdag voor onze leden met weeral …. schitterend weer!
We zijn klaar voor het volgende seizoen!
Verslag: Lisette Donders
Fotoreportages: zie Fotoalbum op deze website
|