NEOS_MAART.pdf - page 7

NEOS
50 jaar later
7
aard was er ook de seksuele revo-
lutie. De eerste generatie die de pil
ter beschikking had. Je kon erop los
neuken zonder consequenties. Vrij-
heid, blijheid. Ook dat was mei ’68.
Bij het begin van de woelige jaren
was u nog geen 17. Volgde u wat
er in Berkeley of Amsterdam ge-
beurde?
Op dat moment was ik een jochie
van 15-16 jaar, geïnteresseerd in poli-
tiek, dat wel, maar toch vooral bezig
met cabaret. Op mijn zeventiende,
ik was een vroegrijp jongetje, ging ik
naar de universiteit en wonnen we
met ons studentencabaret Rom-
melpot het Humorfestival in Heist-
aan-zee. Vanaf dat moment zat ik in
een krankzinnige rollercoaster. Een
pubersterretje, plots trad ik op voor
zalen van duizend man. Wanneer
mei ’68 dan echt losbarst in Leuven
ben ik nog altijd maar 19 en vooral
bezig met muziek. Protestsongs van
Boudewijn De Groot en Bob Dylan
op de jukebox in de studentenca-
fés. Het wordt een summer of love.
Plots kleurt alles paars en oranje.
Je hebt lang haar, een ribfluwelen
broek en je trekt naar Amsterdam.
En daar de schok. Op de muren
lees je ‘De mensen sterven en zijn
niet gelukkig’. Wat een verschil met
Vlaanderen. Daar las je ‘Neen Gilson!
Cultureel verlof nu!’
En dat vertaalde zich
in Rommelpot?
Ons cabaret was in het begin erg
braaf. We traden veel op voor het
Davidsfonds, van Erps-Kwerps tot
Zoerle Parwijs, vaak samen met Miel
Cools – ik mocht zijn gitaarkist dra-
gen! Woordspelingen van het kali-
ber ‘hovaardigheidsbekleders’, dat
was toen nog voldoende om een
zaal plat te krijgen. Het kantelpunt
kwam er toen we scherper werden,
meer maatschappelijk geëngageerd.
En hoe linkser we werden, hoe min-
der we mochten optreden voor het
Davidsfonds.
En uiteindelijk werd u een promi-
nente rebel zoals sommigen over
u beweren?
Dat is toch wel overroepen. Op film-
pjes zie je vooral een broodmagere
jongen van 18 die covers van protest-
liederen van onder meer Boris Vian
staat te zingen. Ik was ook véél te
jong om de leider te zijn. Paul Goos-
sens, Ludo Martens, Kris Merckx
en anderen waren enkele jaren ou-
der. Zeker Paul die een paar jaar
seminarie achter de rug had. Zij, en
vooral de jonggestorven Ludo Mar-
tens, waren de echte ideologen. Ik
zong liedjes. Parallel met de marsen
voor burgerrechten in Amerika was
er bij ons een voettocht van zeven
dagen door Vlaanderen waar de
Vlaamse Leeuw vervangen werd
door het ‘We shall overcome’. Aan
het eind van elke dag stond ik op
het podium protestliedjes te zingen.
Oh ja, samen met onder meer Hugo
Raspoet runde ik in Leuven toen ook
nog een café chantant, De Kerfstok,
waar regelmatig kleinkunstenaars
optraden. Na middernacht vond ik
dat iedereen gratis drank verdiende.
Wat géén goed idee was.
En studeren?
Ook dat nog. Ik studeerde rechten,
was een voortreffelijk student, jaar-
genoot van Leo Neels en Herman
Van Rompuy. En net als zij haalde
ik grote onderscheiding. Maar er
gebeurde zoveel tegelijk. Achteraf
snap ik niet hoe dat allemaal kon: de
optredens, het protest, de studies,
het café én ondertussen ook nog
eens, op mijn negentiende, vader
worden. Het ging razendsnel. In het
derde jaar trok ik naar Parijs, besefte
dat ik geen advocaat wilde worden
en stopte met studeren. Het hoefde
ook niet meer. Ik had het niet nodig.
Ik rolde als een zondagskind van het
ene naar het andere. Via het caba-
ret opgepikt door de BRT-radio en
vandaar naar Humo, Vrij Nederland,
De Morgen en Knack. Het viel me al-
lemaal in de schoot.
En je ouders,
die vonden dat allemaal prima?
Mijn ouders hadden een andere
carrière voor hun zoon voor ogen,
maar ze hebben zich er vrij snel in
geschikt. Het heeft niet tot een
breuk geleid, maar dat ik snel na de
geboorte van mijn zoon gescheiden
ben, hakte er toch in. Zeker mijn ar-
me moeder heeft daar zwaar onder
geleden.
Lang niet alle studenten stonden
op de barricades. Dat verwijt hoor
je vandaag wel vaker. Het waren
slechts enkele fils à papa die de
revolutie zouden gaan prediken.
De ‘jeunesse dorée’, dat klopt deels.
Het was geen grote revolutie.
Het was een revolte van een klei-
ne groep studenten, zeker niet de
meerderheid. Mensen als Herman
de Coninck en Leonard Nolens za-
ten met hun neus in de boeken.
Die kwamen de straat niet op. Ook
mijn jaargenoten Leo Neels en Her-
man Van Rompuy zag je niet tussen
de betogers - maar die hebben het
dan ook ver geschopt (lacht). Het
klopt dus wel dat het een elite was
rebel tot geëngageerde toeschouwer
Het zijn de conservatieve
tegenstanders die mei ’68
tot een mythe maakten
1,2,3,4,5,6 8,9,10,11,12,13,14,15,16,17,...52
Powered by FlippingBook